WOUDENBERG Al eeuwen kende Woudenberg een perceel in de Meent dat De Koekel heette. Rond 1824 is de eerste melding van een huis met dezelfde naam. Dat kreeg huisnummer 95. Het adres is nu Slappedel 12. De eerste bewoners in 1824 waren Jan van Velthuizen en Ariaantje Koudijs. Zo zijn er door de jaren heen verschillende bewoners geweest.
In 1902 is Aart senior daar komen wonen met Antje, de dochter van Maas van Ingen die daar toen woonde. In 1915 heeft Aart Kleinveld senior dit perceel met huis gekocht van Maas van Ingen, zijn schoonvader, die van beroep tolgaarder was. In die contreien heeft een tolhuis gestaan. De opa van Aart had 4 koeien, wat varkens en kippen. Daar kon een gezin in die tijd niet van leven. Daarom gingen de boeren werken op landgoed Geerestein om wat bij te verdienen. Dat gebeurde ook bij de boeren die in het dorp zelf woonden. Bij deze boerderijen hadden ze geen weide om de koeien te laten grazen. Vaak hadden ze een stukje land net buiten het dorp of huurden een stuk land. Als we het over 100 jaar geleden hebben, gebeurde het dat de boeren de koeien in de buurt van de kerk brachten en vandaar ging een koeienjongen met deze koeien naar het grasland de Meent waar de koeien konden grazen. Aan het eind van de dag werden ze weer teruggebracht naar het dorp. Later werd het drukker in het dorp en dan noemden ze het ‘verkampen’ van de koeien. Dan kreeg elke koe een touw om z’n nek en dan liepen ze met 3 tot 5 koeien naar de plek toe waar ze moesten zijn. Daarbij hielpen de boeren elkaar als dat nodig was. In het jaar 1897 is tijdens de koffiepauze bij een boer het idee ontstaan dat het best makkelijk zou zijn als de melk werd weggebracht in plaats van het zelf te moeten doen. En zo is Aart senior aan een nieuwe carrière begonnen als melkbussenrijder. De bussen werden met paard en wagen naar de roomboterfabriek “De Vooruitgang” in Woudenberg gereden. In 1907 is zoon Eduard geboren, hij heeft na de lagere school gewerkt bij de Pyramide van Austerlitz. Dat was een stopplaats voor de reizigers vanaf Utrecht naar Woudenberg en weer terug. Eduard zorgde daar dat de paarden water kregen, dan konden de koetsiers een bakje koffie doen. Met de vooruitgang in die tijd heeft Eduard ook menig fietsband geplakt. Eduard trouwde met Gijsje van Herwaarden. Zij hadden 3 dochters en een zoon. Zoon Aart is in 1940 geboren. In die tijd daarna heeft Eduard het melkbussen rijden overgenomen van zijn vader. In 1949 heeft Eduard het huis met perceel gekocht van zijn vader en in 1982 heeft Aart het gekocht. In de loop der jaren heeft Aart junior het melkrijden van zijn vader overgenomen tot 1981. Inmiddels al 100 jaar een Kleinveld die op de Koekel woont.
Hoe de Koekel aan zijn naam gekomen is, is eigenlijk een bijzonder verhaal. Op de kruising van de Vondellaan – ‘t Schilt heeft het eerste Woudenbergse kasteel gestaan, genaamd “De Steen”. In die tijd stond er aan de weg Woudenberg – Utrecht een uitkijktoren, dat zal geweest zijn iets voor de huidige rotonde op de Zeisterweg. Deze uitkijktoren was dagelijks bemand om te kijken wat er vanaf het westen kwam en dan met name het leger van de Bisschop van Utrecht en ander kwaadwillend gespuis. En als dat gebeurde, ging de wacht naar het kasteel en daar werd de brug over het water opgehaald. De opa van Aart Kleinveld heeft aan de jonge Aart verteld dat de wacht ging koekeloeren en daar zou de naam “De Koekel” vandaan komen. Koekeloeren komt van het werkwoord koekeloeren (is ver zien en loeren). Toch een prachtig verhaal.
Nu is Aart niet meer één van de jongsten, maar met zijn 84 jaar weet hij te vertellen wie er in zijn jonge jaren waar woonde in de Voorstraat. Daar liep hij heen als hij naar school ging. Laten we aan de noordkant beginnen. Bij de Kennedylaan begint de Voorstraat. Daar stond de boerderij van J. de Kruif, een gewone doorsnee boerderij met koeien, varkens en kippen. Aan de oostzijde was een stuk bij de boerderij aangebouwd, daar woonde vrouw Versteeg, weduwe van Karel Versteeg. Zij hadden geen kinderen en hebben de boerderij overgedaan aan Jan de Kruif. Toen vrouw Versteeg is overleden, is De Kruif vertrokken en is de boerderij later afgebroken. Dan krijgen we Klumpenaar de meelboer, die had voor die tijd een mooi groot huis. Dit huis staat er nog steeds, er wonen nu 2 gezinnen in. Dan kregen we Kees van de Berg, getrouwd met vrouw Veenhof. Zij kwam bij de Schans vandaan. Dat huis op de Schans staat er nog. Van de Berg had een heel stel kinderen, 3 jongens zijn nooit getrouwd en zijn thuis blijven wonen, Jan, Kees en Gerrit. Deze zaten in de veehandel, koeien, schapen, kippen enz., net als vader Van de Berg. Jan kocht de koeien, Keesje had een vrachtwagen, die vervoerde het vee. Gerrit was voor het kleinvee, schapen, kippen en konijnen. Gerrit ging bij bewoners van het dorp de schillen e.d. ophalen. Wat de broers gekocht hadden, kwam Kees halen, betaalde contant, schreef nooit wat op en het klopte altijd. Het waren perfecte mensen. Goudeerlijk, nooit gezeur. Ze kwamen ook bij Aart en hij miste hen toen ze gestopt zijn. Naast Van de Berg liep een wegje. Daar stond de boerderij van Veenvliet. Arda Veenvliet trouwde met Dirk van de Burgt, zij bleven zonder kinderen. Toen de boerderij weg moest, hebben ze een huis gebouwd aan de Piet Heinlaan. Dan stond er aan de straat een oud huis helemaal in het hout verscholen. Daar woonde Geitebeek, het was eigenlijk een kluizenaar. Bij mooi weer zat hij op de bank voor het huis. Inmiddels is dat er niet meer. Dan hadden we nog 1 weiland waar in 1945 de bevrijding is gevierd. Aart was een jongetje van 5 jaar en mocht mee. ‘Dat ben ik nooit vergeten, al die oude mensen, dansen, springen, zingen. Niet normaal meer.’
Nu gaan we door met de Voorstraat en beginnen met het eerste dubbele huis, daar woonde kleermaker Wessel Achterberg. Hij had 2 dochters, Eva en Bertha. Het volgende huis was de boerderij van Meerveld. Deze was boer, begrafenisondernemer, aanzegger en meelboer. Hij had dus meerdere petten op. Meerveld is de oprichter van het kerkje van de “Oud Gereformeerde Gemeente” in de Middenstraat. Kamers verhuren deed hij ook, zoals aan tandarts Beenacker.
Op een zekere dag had de ouwe Kees van de Berg ‘kiespien’. Dat ging zo een aantal dagen door. Maar de stap te zetten was best lastig. Na een aantal keren heen en weer gekeuteld te hebben, was Kees zover. Hij staat veur de deur en ja hoor, de kiespien was weg. Zo ging hij weer huiswaarts. Weer een weekje later begon dat gezeur aan z’n kies opnieuw. Dan maar weer naar de tandarts en tijdens wat heen en weer geloop gaat de deur open en zegt de tandarts tegen hem: “Van de Barg, kom maar even binnen, want volgens mij heb je last van een kies.” De beslissing werd zo voor Kees genomen en na een spannend kwartiertje was het leed geleden en Kees opgelucht.
Het volgende pand is de boerderij van Gijs Goor, deze staat er nu nog. Arend Wittenberg met zijn kuikenbroederij daarnaast. Naast Arend was een smal steegje, dat werd een reepad genoemd, en aan het einde kwam je bij melkboer De Goede. Dan had je Gerrit van Laar, hij maakte melkmonsters bij verschillende boeren in de omgeving. Dat pand was van Jan van Ginkel. Dat was de vader van Otto van Ginkel. Klaartje van Putten woonde daar in een klein huisje. Dan de oude slagerij van Kuijpers. Op dit moment staat het huis van slagerij Kuijpers er nog, de slagerij zelf is al afgebroken, zo gaat dat. De familie Lijnsveld en de familie Dalhuijsen met de winkel kwamen daarna. Het huis van Frans de Koning staat er nog steeds als woning. De grotere boerderij van Arend en Eduard Kolfschoten sluit hierbij aan, Eduard had een beperking en is zijn hele leven bij zijn broer en vrouw blijven wonen. Vaak zat hij op één van de stenen die voor het huis stonden. Als ze gingen melken, ging Eduard met het melkkarretje met melkbussen lopen en Arend op de fiets naar het land op de Slappedel waar zijn koeien liepen. Dan had je de boerderij van Bertus Kleinveld, familie van Aart. Dan kon je een steegje in tussen de boerderij en de hooiberg. Daar was het huis met winkeltje van weduwe Van Lunteren. Als je dan de schuttingdeuren opendeed bij Van Lunteren, dan kwam je bij 2 hekjes achter bij Gerrit Kleinveld de schoenmaker. Die woonde daar met zijn vrouw en broer Arend, werkte als daggelder. Dan verhuurde je jezelf per dag bij verschillende boeren. Het volgende huis is van Johan Kramer die getrouwd was met Griet van Donselaar uit de Zuidbroek. Reusje Kramer, de vader van Teus en Jat, woonde daarnaast.
Dan kreeg je de Corsesteeg, genoemd naar Cors van de Wetering die daar achter woonde. Het bekende Schoutenhuis stond en staat er nog. De drogisterij van mevrouw Baantjer en haar dochter komt daarna, waar nu de D.A. Drogist zit. Dan kreeg je het bedrijf Hofland dat inmiddels al 100 jaar gevestigd is in Woudenberg. En Ida van de Wiel zat in het smalle huis naast bakker Schimmel. Hier was de eerste automatiek waar je een kroket of gehaktbal uit kon halen. Als je met een koppel jongens samen vanaf Amersfoort weer in het dorp kwam, dan was dat best lekker.
Aan de zuidkant van de Voorstraat stond het huis van Frans en Mies Koudijs. Frans zat in de verzekeringen en ging iedere maand het geld voor de verzekeringen ophalen. Het volgende perceel was van Toon van Domselaar, de fietsenmaker, en waar nu de Vondellaan begint, stond het groene schuurtje van Toon. Het was een geliefd adresje om even een praatje en een bakkie te doen. Toon was getrouwd met een zus van Kees van de Berg. In het dubbele huis, waar nu Hardeman fietsen zit, was in die tijd het woonhuis van Toon van Domselaar. Aan de rechterkant en links woonde Wout van Nieuw Amerongen met zijn vrouw Cor, die hadden daar een transportbedrijf en reden voornamelijk vee. Later hebben de tweeling Aart en Wout het overgenomen van vader. Achter het huis was een grote schuur waar de vrachtwagens van hun bedrijf in stonden. De kinderen van Wout en Cor waren Antje, Jopie, Aart en Wout en als laatste Corrie. Aan de andere kant stond een vrijstaand huis, daar woonde Gart Inkenhaag met zijn vrouw Gerrie, zoon Gerrit en dochter Jannie. Gart bezorgde brood in Woudenberg voor de coöperatie uit Scherpenzeel. Daarnaast het mooie huis van de dames Dorrestein. Dochter Jo was de eerste vrouwelijke gemeenteontvanger in Nederland. Vader Jan werkte op het gemeentehuis en had een boerderij achter het huis. De familie Kleinveld pachtte land van de dames Dorrestein. Er werd één keer per jaar het pachtgeld betaald. Daar moest je wel de tijd voor nemen. Eerst zat je een half uurtje te praten, dan werd de pacht betaald en ging één van de dames naar de mooie kast, haalde daar de glaasjes en de fles jenever uit en schonk een borreltje in. Dat was de gang van zaken, totdat Aart oud genoeg was om dat zelf te doen. Het eerste deel ging prima, maar toen kwam het borreltje op tafel en Aart had nog nooit een jenever gedronken. Het is nooit zijn lievelingsdrankje geworden. Daar zat Aart, ze bleven erbij, dus heeft Aart het op moeten drinken. Dat was ook de enige keer dat hij een borrel heeft gedronken in zijn leven. Er was een wei naast met een boom in het midden. Dan kreeg je de boerderij van Gijp Versteeg. Hij had land achter het huis van Frans Koudijs. Dan het huis van de familie Vink. Daarna had je Gerrit en Co Methorst, de wagenmaker. Daarna het huis van Van Ingen en als je achterom ging, kwam je bij de smederij van Jan van Ingen. Jo van As was knecht bij Van Ingen en woonde in bij de familie. De groentewinkel van Kees Heus. Wie daarvoor zat, is niet duidelijk. Dan het grote huis van de familie Velthuizen. Het winkeltje van kruidenier Geitenbeek waar later kruidenier De Greef in zat, dan de bakkerij en het huis van familie Van den Pol. Het huis van Antje de Lange daarna, die verhuurde daar een ruimte aan de toenmalige bank Vlaer en Kol. Schoenmaker Jan Vlastuin met de winkel ernaast. Opa Jan slachtte in de winter bij de boeren thuis, want als schoenmaker kon je in die tijd niet je boterham verdienen. Zo hadden veel mensen 2 of 3 banen om rond te komen. Dan de winkel van Sander van Ee, dan kruidenier Hoetmer. Bakker Van Zalingen daarnaast met een mooie winkel. Volgens Aart kon Piet van Zalingen de lekkerste beschuit bakken. Dat laatste stukje Voorstraat is op 28 april 1945 in verval geraakt, doordat de Duitsers die dag een zeemijn op het kruispunt hebben laten ontploffen om de bevrijders tegen te houden vanaf Scherpenzeel (Canadezen). De vijand wilde nog een mijn tot ontploffing brengen, maar dat vonden de inwoners een slecht idee. Zij hebben het gat groter gemaakt met de schup. Op die plek stonden enkele huizen en het garagebedrijf Honders, waar door de ontploffing de voorraadtank boven de straat uit stak. Het weer bewoonbaar maken, is begin van de jaren 50 gebeurd.
Aart, ik wil je bedanken voor de mooie verhalen en ik wens jullie nog goede, gezonde jaren toe.
door Janny Goemaat
0 reacties